‘Hmmmmm,’ deed de vrouw die naast mij in de trein zat tevreden. En nog eens, voor het geval ik haar de eerste keer niet had gehoord. Het was een duidelijke opmaat naar een praatje. Zat ze voor het eerst in tijden weer eens in de trein? Was ze blij dat ze geen mondkapje meer hoefde te dragen? Sloeg haar genoegen op de geur van mijn koffie, of misschien gewoon op het lekkere weer? Ik hoefde het alleen maar te vragen.
In plaats daarvan klapte ik mijn laptop open. Als ze om een gesprekje verlegen zat, had ze niet in de stiltecoupé moeten gaan zitten. Met een laptop en een smartphone in de buurt kostte het me weinig moeite om de indruk te wekken dat ik drukbezet was. Zwijgend vervolgden we onze treinreis. Toch bleef het aan me knagen. Nog lang nadat ze was uitgestapt, zei een klein stemmetje tegen me dat ik best even had kunnen reageren. Misschien had ze niet zo veel aanspraak in haar leven en greep ze elke kans op sociaal contact aan. Ik had haar dag makkelijk een stukje leuker kunnen maken. Dat had ik nagelaten, niet omdat ik echt geen vijf minuten van mijn tijd kon missen, maar omdat de omgeving en mijn verwachtingen er niet op waren ingericht.
Toen de trein Amsterdam Centraal binnen reed, ontdekte ik dat mijn ov-chipkaart niet meer in mijn broekzak zat. Ik vond hem terug op de stoelleuning. Iemand had hem gevonden en zonder iets te zeggen naast me gelegd. Die ontdekking maakte me een beetje treurig. Weer een interactie ontweken.
De keynote van Miriam Rasch was al begonnen toen ik aankwam bij de PublicSpaces conferentie in Pakhuis de Zwijger. Het ging over autonomie in verbinding. Haar woorden kwamen aan, op een manier die ze waarschijnlijk had voorzien noch bedoeld. In de ogen van Rasch bestaat autonomie niet los van onze omgeving. Ze bevecht het idee dat onze identiteit kan worden platgeslagen tot een serie kenmerken die kunnen worden geanalyseerd en doorverkocht. Autonomie is voor haar een manier om onze keuzes voortdurend te bevragen en te bekijken in relatie tot anderen.
Wat ik daaruit haal, is dit: we leunen op technologieën die zijn ontworpen om ons onafhankelijker te maken van de mensen om ons heen, en afhankelijker van de techbedrijven die ze ontwikkelen. Wat we winnen aan efficiëntie, verliezen we aan relationele autonomie. Technologie dwingt ons nergens toe, maar verleidt ons voortdurend om niet na te denken. Ongemerkt worden we in de goede richting gewenkt: naar de knop die we moeten indrukken, de kortste route, het ‘I agree’ onder de kleine lettertjes. Een inrichting waarin efficiëntie voorop staat, stuurt aan op veilige keuzes, zoals wanneer we een smartphone erbij pakken om maar niet om ons heen te hoeven kijken en te ontdekken dat we alleen zijn. Of wanneer we het vermijden om een onbekende aan te spreken, om maar niet het risico te lopen dat we daarbij iemand storen.
Ik betoog niet dat we voortaan allemaal vrijelijk moeten hummen in de trein. In navolging van Rasch hoop ik wel dat we ons niet blindstaren op de standaardinstellingen, en dat we blijven opletten hoe onze keuzes zich verhouden tot de wereld om ons heen. De weg van de minste weerstand is vaak ook de weg die de minste bevrediging oplevert. De volgende keer kun je me aanspreken. Ik beloof je dat ik antwoord geef.